Op deze pagina staan een aantal lichtmoment-verhalen uit het afgelopen jaar. Verhalen over bijzondere gebeurtenissen waarin verwondering een rol speelde, waar iets ineens op zijn plek leek te vallen. Onverwacht. Over Kees die ineens meerdere verantwoordelijkheden op zich neemt, de glimlach van Charles die klanten op een congres doet smelten, een stil moment van aandacht tussen een jongeman en een medewerker in het kinderdagcentrum, een ‘véél te mooie’ ervaring in de Zwitserse Alpen, een spreukenboekje dat een bewoner ‘wekt’, een dierbaar afscheid met een betrokken familie in Den Haag, een wonderlijk toeval op Rozemarijn en Maarten die zichzelf als schilder heeft ontdekt.

Kees helpt vele handen

In de zomer nam de facilitaire dienst van Midgard het transport op het terrein van Midgard over. Met een gemotoriseerde grasmaaier en daarachter een kar gingen ze aan de slag: schone was wegbrengen en vuile was ophalen.

Op dag twee kwamen ze bewoner Kees tegen die aangaf wel mee te willen rijden op de kar. Van zijn aanbod werd dankbaar gebruik gemaakt.
Na een paar dagen meegereden te hebben, zag Kees dat ze best wat  hulp konden gebruiken, dus bedacht hij dat hij zijn klus van elke dag (rondlopen op het terrein, alles in de gaten houden en klachten noteren) wel kon uitbreiden.

Vanaf dat moment stond hij elke dag klaar om te helpen met het wastransport. Kratten tillen en opstapelen. En natuurlijk daarna een bakkie koffie bij de medewerkers van de linnenkamer. Hij kreeg er steeds meer plezier in en signaleerde dat de medewerkers op de linnenkamer óók wel wat hulp konden gebruiken, dus pakt hij nog een taak op: helpen washandjes stapelen en dagelijks even binnenlopen om te kijken of alles wel goed gaat en of er nog ergens hulp nodig is.

De facilitaire dienst is hem tot op de dag van vandaag heel erg dankbaar!

Een zingende merel

Begin februari overlijdt een jongeman die al 17 jaar bij Rozemarijn woonde. Het raakt veel mensen.

Tijdens een bijeenkomst in diezelfde week, het is Maria Lichtmis, is het hartverwarmend hoeveel mensen aansluiten bij het warme vuur. Tranen en herinneringen aan hem worden gedeeld. Er wordt ook gelachen.

Op de begrafenis spreekt zijn vader mooie woorden. Hij heeft het over een zingende merel die hem altijd aan zijn zoon zal doen denken. Enkele maanden later wil het toeval dat precies in zijn kamer een leuke nieuwe dame komt wonen, genaamd: Merel!

Afbeelding: Gedenkbeeld voor gestorven kinderen van Rozemarijn


Een hoffelijk kopje koffie

Charles heeft in het najaar de catering verzorgd bij het congres ‘Living Connections’ met een paar collega’s van Iambe. Het congres – dat drie dagen duurde – vond plaats op Elisabeth Vreedehuis in Den Haag.

Iambe leverde de zelfgemaakte koekjes, brownies, cake en broodjes. De caterploeg schonk ook thee en koffie. En vooral dat laatste vond Charles erg leuk!

Charles: “Waarom ik dat leuk vond? Nou.. het contact met de mensen… dat vind ik zo fijn. Het was eigenlijk de bedoeling dat ik alleen de broodjes en koekjes zou neerzetten en aanvullen, maar ik ging steeds meer helpen bij het koffie schenken.”

Charles werkt twee dagen op de bakkerij in de van Ostadestraat in Amsterdam en twee dagen in de winkel op het van der Helstplein. “Daar schenk ik ook wel eens kopje koffie, hoor. Maar bij die catering was het leuker, ook omdat het eens heel anders was en je het met zo’n congres soms veel drukker hebt. Ineens komen er allemaal mensen op je af.”

Klopt het dat deze ervaring gaat leiden tot iets leuks?
“Jazeker. Dat is wel de bedoeling. Marike (zorgcoördinator Iambe) had ervaren dat ik het zo leuk had gevonden in Den Haag. Zij is nu bezig om te kijken of ik vrijwilligerswerk kan gaan doen bij bioscoop Rialto, om de hoek bij het van der Helstplein. Bijvoorbeeld voor een dag in de week. Dat zou heel mooi zijn! Dus daar wacht ik op.

Wat ik nog vertellen wil: er was een man die van mij een kopje koffie kreeg en dat deed ik blijkbaar zó dat het hem deed denken aan de manier waarop hij in China koffie had gekregen.”

Wat zou hij daarmee hebben bedoeld?
“Ik denk dat dat komt omdat ik oogcontact maak met degene aan wie ik het kopje geef. Dat ik dat met aandacht doe. Ik geef het kopje met twee handen en dan maak ik daarbij een knikje met mijn hoofd. Dat doen ze in China blijkbaar ook!”

Het contact blijft

“Op een dag leg ik een van onze jongeren in zijn ligorthese midden in de groep.
Hij kijkt mij aan en ik klets tegen hem.
Hij blijft mij aankijken.
Als ik de tillift naar de gang breng, zie ik dat hij contact blijft zoeken. Ik ga naast hem zitten op de grond. Hij legt zijn hand op mijn hand. Hij blijft mij aankijken. Ik praat tegen hem en het contact blijft. Een mooi bijzonder moment.”

 

 

Veel te mooi

“Ooit was ik met een groep, waar veel mensen met autisme deel van uitmaakten, in het mij zo geliefde Zwisterland. Maar toen we met de kabelbaan naar de top van de Pilatis waren gebracht, was het enige commentaar: “We hebben in Valkenburg ook kabelbanen.”

De bergen waartussen ons gehuurde padvindershuis stond, werden vergeleken met de ongemakken van de duinen. Ik was hevig teleurgesteld. Dat gebeurt er als je verwachtingen hebt. Ik was toch benieuwd wat er zou gebeuren als ik de groep mee zou nemen naar Berner Oberland.

We gingen met de bus tot waar we niet meer verder konden en kropen met de tandradtrein omhoog naar Wengen. Een ’technische’ belevenis voor de meesten. Van daaruit liepen we richting Eiger, Monch en Jungfrau. Het uitzicht op de drie giganten moest toch iets teweeg brengen, meende ik.

We liepen zwijgend omhoog. Een van hen barstte plotseling in snikken uit en kon niet meer stoppen. Een ander begon iets later het ‘Onze Vader’ te bidden (oef, wat had ik aangericht?). Weer een ander stond plotseling stil, keek en huilde geluidloos reuze tranen. Toen schreeuwde ze het uit: “Dat is veel te mooi! God, je hebt mijn hart klein gemaakt, het past er niet in!”


Spreuken om te wekken

Herman* woont nog niet zo lang op een woonhuis voor mensen met NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel) op Breidablick. In zijn werkzame leven runde hij met zijn vrouw een antroposofische zorgboerderij.

Op het woonhuis sluit hij zich het liefst af en zit daardoor veel op zijn kamer. Bij de maaltijden voegt hij zich wel bij de groep. En sinds groepsleider Nisvan het bomen-spreukenboek introduceerde, beleeft hij daar zicht- (en hoor)baar meer plezier aan.

Nisvan: “Ik merkte dat als Herman bezoek kreeg, dat hij als het ware een beetje ‘wakker’ werd, dat hij daardoor herinnnerd werd aan het leven vóórdat hij hier kwam wonen. Ik had van zijn vrouw ‘boomspreuken’ gekregen die zij bij de openingen op de zorgboerderij gebruikten en dacht: misschien dat die spreuken hem zouden kunnen helpen om hem wat meer te ‘wekken’.
Het leek me wel belangrijk om daarbij een vast ritme te gebruiken.

Gelukkig vonden mijn collega’s het ook een goed plan. We zijn ze vóór en ná elke maaltijd gaan lezen. Ik dacht ook: ik ga dat boekje mooi verzorgen. Ik heb het uitgeprint, de bladzijden een mooi kleurtje gegeven, hoeken afgesneden én geplastificeerd zodat het tegen een stootje kan. Het heeft ook een vaste plek in de ruimte zodat iedereen het kan vinden.

De eerste keer dat ik de spreuk aan tafel las, had ik hem niets van te voren verteld. Toen hij het hoorde, zag ik hem ineens opkijken. Hij herkende het meteen! Het hanteren van die spreuken heeft veel mooie kanten. Bijvoorbeeld dat Herman de spreuken mee ging opzeggen. Maar ook: andere bewoners lezen soms de spreuk voor en als zij een foutje maken, dan verbetert hij ze. Er staan ook hele mooie dingen in die spreuken. Over bomen natuurlijk, maar ook over metalen en planeten.

De woorden en zinnen leveren gespreksstof aan tafel op. Bij de donderdagspreuk over de Ahorn staat bijvoorbeeld de zin: “Zoek de momenten van rust.” Dan zeg ik: “Ja… dat is een goed idee om af en toe te doen.” En daar komt dan een reactie op. Van hem, of iemand anders aan tafel. Omdat Herman hovenier is geweest heeft hij veel verstand van bomen. Ik vraag hem er wel eens naar en dan vertelt hij er soms over. Dan komen de herinneringen weer bij hem op.
Ik heb hier een collega die hem al meer dan dertig jaar heel goed kent. Zij gebruikt die spreuken ook om te relateren aan dingen van vroeger. Mooi om te merken dat hij – nu we dit al een tijdje zo doen – de spreuk soms helemaal meezegt. Het rolt er zó uit. Terwijl, als je een geprekje met hem probeert te voeren, hij erg naar woorden moet zoeken, wat hem kan frustreren.

Ik heb dat boekje ook gemaakt om Herman hier thuis te laten voelen en denk wel dat het daar aan bijdraagt.”

* Herman heet in werkelijkheid anders.


Afscheid


Bij het woord ‘lichtmoment’ zijn de woorden stervenbegeleiding en opbaren niet de eersten die bij je opkomen. Maar als je het verhaal van Anouk – teamleider van locatie De Brug – leest, dan wordt de link toch wel invoelbaar.

Anouk: “Op een donderdagochtend in november is een van onze bewoners overleden. De laatste zorg werd door de afdeling uitgevoerd, de spreuk werd mee opgezegd en we hebben samen de uitgeleide gedaan. De familie was overal bij betrokken. Zij hadden die dagen daarvoor bij mevrouw gewaakt en ons in die laatste zorg ondersteund. Zo hebben ze heel bewust het afscheid van hun moeder mee vorm kunnen geven.

Er was met de familie al eens gesproken over de mogelijkheid om op de hoofdlocatie op de Nieuwe Parklaan hun moeder na overlijden te kunnen opbaren, maar daar viel toen geen besluit over.

Die middag belde ik met de familie om te vragen hoe het met hen ging. Ik kreeg een heel bedroefde dochter aan de telefoon. In dat gesprek gaf ze aan hoe mooi dat proces in die laatste week vooraf- gaand aan het overlijden was geweest en hoe dat in schril contrast stond met de kilte die ze ervoeren in het contact dat ze nu met de uitvaartonderneming hadden. Daar hadden ze te horen gekregen dat ze hun moeder pas de volgende dag weer zouden kunnen zien.

Die overgang voelde ineens wel héél definitief.

Nadat ik hier achter de schermen wat telefoontjes heb gepleegd – o.a. om te kijken of onze opbaarruimte vrij was – belde ik de familie weer en vertelde ze dat hun verhaal me zo geraakt had en dat ik intern was gaan bellen en dat ze – mochten ze interesse hebben – gebruik zouden kunen maken van onze opbaarruimte zodat ze ook het laatste stukje van het proces af zouden kunnen ronden zoals ze dat voor ogen hadden.

Daar waren ze heel blij mee. Mevrouw is die donderdag om 19:00 op de Nieuwe Parklaan aangekomen.

Op vrijdag kreeg ik een smsje: “Anouk, mama ligt nu onder een schilderij van een bewoonster van de Brug.” Daar had de afdeling voor gezorgd. En dat stelden ze erg op prijs…

Het is eigenlijk een heel verdrietig verhaal, maar toch ook mooi omdat we op dat moment iets konden bieden dat elders niet mogelijk was.”


Maarten

Maarten woont zo’n vijf jaar in het Rafaelhuis, een woonhuis voor mensen met niet aangeboren hersenletsel op Breidablick. “Hoe ik hier terecht ben gekomen, weet ik niet precies meer”, zegt hij. “Toen het thuis niet meer ging, zochten we naar een plek waar je jezelf kan zijn, waar ze je niet de hele dag voorschrijven: doe dit, doe dat… want daar heb ik een vreselijke hekel aan.”

Maarten is getroffen door een herseninfarct. In zijn werkzame leven was hij directeur van Vluchtelingenwerk Nederland, een baan met veel verantwoordelijkheid. Op Breidablick vertegenwoordigt hij de bewoners in de Cliëntenraad. Tevens zit hij als vertegenwoordiger van Breidablick in de Centrale Cliëntenraad Bewoners van de Raphaëlstichting

Op Breidablick heeft Maarten een talent ontdekt: schilderen. Hij had het nog nooit gedaan. Elke week schildert hij onder begeleiding van Frederiek, een kunstenares die ook als begeleider op het Rafaelhuis werkt. Hij vindt het heerlijk. “Je bent hier lekker op jezelf, niemand om je heen, alleen de ‘juf’. Je máákt iets. Helemaal zelf. En je mag maken wat je wilt. Ik ga zitten en begin gewoon. Een landschap, een dorpsgezicht… ik schilder eigenlijk alles.”

Gevraagd naar een bijzonder ‘lichtmoment’ in het afgelopen jaar, hoefde hij niet lang na te denken. “Mijn tentoonstelling in mijn oude dorp Groet”, antwoord hij. “Als je daar hebt gewoond, is het wel heel bijzonder om te exposeren.”

Maarten heeft zo’n veertig jaar in Groet gewoond. Onderwerp van de schilderijen die hij tentoonstelde, was het dorp zelf. Vooral de kerk.
De opening was voor hem een bijzondere gebeurtenis. “Ik heb toen een toespraak gehouden,.” En als hem wordt gevraagd naar wat hij gezegd heeft, antwoord hij: “Dat herinner ik me niet zo goed meer.”

Op dat moment komt Carla, woonhuisleider van het Rafaelhuis, de kamer binnen. “Ik kom even langs als geheugensteuntje, want Maarten heeft moeite zich dingen te herinneren.” Ze wendt zich tot Maarten: “Vind je het goed als ik je wat help, Maarten?” Maarten vindt het prima.

Carla: “Toen we het gisteren samen even over een lichtmoment van het afgelopen jaar hadden, kwamen we direct op de opening van je expositie. Weet je dat nog? Je vertelde me toen dat je dochter daar aanwezig was en dat zij niets uit kon brengen nadat je had gesproken, zó geraakt was zij!”
“Ja, ja, dat is waar”, zegt Maarten.
Carla: “Ik heb gisteren ook nog je vrouw gebeld om te vragen over die opening. Zij vertelde mij dat je dochter niet alleen zo geraakt was door wát je vertelde, maar vooral om dát je daar een verhaal vertelde. Dat je dat dééd!
In die toespraak die je toen hield, bedankte je Breidablick heel uitvoerig, en ook Frederiek die je zo heeft geholpen bij het schilderen, en je zei dat je het zo fijn vond dat je de kans hebt gekregen om je daar zo in te ontwikkelen.”

Je vrouw vertelde ook dat je door de tentoonstelling hebt laten zien wie je nu bent. Vroeger was je directeur, maar dat ben je niet meer. Nu ben je trots op jezelf als schilder.
“Ja”, zegt Maarten, “ik ben schilder.”

De Raphaëlstichting heeft Maarten gevraagd het thema lichtmomenten te schilderen als voorkant voor de kerstkaart. Dat deed hij graag. Zie hier het resultaat: