A

Deze stoornis wordt ook wel autistische stoornis, kernautisme of Kannersyndroom genoemd (naar de Oostenrijkse kinderpsychiater Leo Kanner, die autisme in 1943 als een van de eersten als een apart syndroom beschreef).

Bij mensen met klassiek autisme is sprake van ernstige (“kwalitatieve”) beperkingen in de sociale interactie, en de communicatie met anderen. Ook hebben zij een beperkt aantal interesses, waarbij dan wel weer sprake is van een sterke ‘preoccupatie’ of fascinatie voor deze interesses. Omdat mensen met autisme informatie anders verwerken en minder makkelijk verbanden leggen, veroorzaakt de stoornis duidelijke beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren.

Autisme manifesteert zich al vóór het derde levensjaar. In ongeveer 80% van de gestelde diagnoses is naast het autisme sprake van een lage intelligentie of verstandelijke beperking.

Criteria
De drie criteria voor een autistische stoornis zijn elk onderverdeeld in een aantal items. We spreken van een autistische stoornis, wanneer sprake is van ten minste zes van deze items; minimaal 2 bij het eerste criterium, minimaal 1 bij het tweede en 1 bij het derde.

1. Kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties:
Een duidelijke stoornis in het gebruik van nonverbale communicatie in sociale interactie. Oftewel: ze hebben grote moeite met het bepalen van de juiste mate van oogcontact, de juiste gelaatsuitdrukking, lichaamshouding en gebaren;
Er niet in slagen om tot (bij het ontwikkelingsniveau) passende relaties met leeftijdsgenoten te komen;
Er niet in slagen om spontaan dingen met anderen te delen (plezier, bezigheden, prestaties);
Er is geen sociale of emotionele wederkerigheid; op dit vlak is sprake van ‘eenrichtingsverkeer’.

2. Kwalitatieve beperkingen in verbale en non-verbale communicatie:
Een achterstand in (of zelfs een volledige afwezigheid van) de ontwikkeling van de gesproken taal;
Bij een voldoende ontwikkelde spraak zijn er evenwel duidelijke beperkingen in het vermogen een gesprek met anderen te beginnen of te onderhouden;
Gebruik van stereotiep en herhaald taalgebruik, of eigenaardig woordgebruik;
Er is geen sprake van gevarieerd spontaan fantasiespel (doen-als-of-spelletjes) of sociaal imiterend spel (nadoen-spelletjes) passend bij het ontwikkelingsniveau.

3. Beperkte, herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten. Hierbij is bovendien sprake van een stoornis in de verbeelding:
– een sterke preoccupatie (‘abnormaal vol zijn van’) met, of fascinatie voor een beperkt aantal zaken. Kortom: mensen met autisme zijn soms abnormaal ‘vol van’ of bezig met een hobby of bezigheid, en hebben vaak weinig interesse voor andere, normale dingen;
– duidelijk rigide (star, vasthoudend) vastzitten aan specifieke en vaak niet-functionele routines of rituelen;
– tereotiepe, steeds terugkerende bewegingen, bijvoorbeeld ‘fladderen’, draaien met hand of vingers, of complexe bewegingen met het hele lichaam;
– en sterke aanhoudende fascinatie voor delen van voorwerpen.

Autisme Spectrum Stoornis (ASS) is de verzamelnaam voor de verschillende vormen van autisme:
– Klassiek autisme
– Asperger
– PDD-NOS en McDD
ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder en is een verzamelnaam voor verschillende vormen van gedragsproblematiek. De meest in het oog springende problemen zijn een grote fysieke onrust (hyperactiviteit of “druk zijn”), een grote mate van impulsiviteit en ernstige aandachts- en concentratieproblemen.

Er worden vier verschillende types ADHD onderscheiden:

ADHD-I, het ‘overwegend onoplettende type. Deze mensen hebben grote moeite om hun aandacht bij het ‘hier en nu’ te houden en worden vaak als dromerig omschreven. Vroeger werd dit het ADD type genoemd, oftewel ADHD zonder de ‘H’ van ‘hyperactiviteit’.

ADHD-H, het overwegend hyperactieve en impulsieve type. Deze mensen kampen met een grote fysieke onrust, wat zich onder meer uit in hyperactiviteit. Ook zijn deze mensen erg impulsief in hun doen en laten; indrukken en prikkels worden vaak direct gevolgd door handelen.

ADHD-C, het gecombineerde type. Deze mensen hebben aandachts- en concentratieproblemen en vertonen hyperactief en impulsief gedrag.

ADHD-NOA, de atypische vorm. Deze mensen hebben duidelijk zichtbare kenmerken van ADHD, maar voldoen niet volledig aan de criteria van een van de eerder genoemde types.

De symptomen zijn doorgaans het meest prominent in de vroege kinderjaren. De diagnose wordt dan ook vaak gesteld wanneer een kind nog op de basisschool zit. De symptomen veranderen door de jaren heen. Met name de hyperactiviteit en impulsiviteit worden minder duidelijk zichtbaar. De problematiek verschuift naar minder eenvoudig waarneembare symptomen als innerlijke onrust, gebrek aan organiserend vermogen en onoplettendheid.

Een Angststoornis is een stoornis die zich kenmerkt door terugkerende periodes van intense (pathologische) angst. Deze angsten zijn dermate heftig dat ze het functioneren van de persoon beïnvloeden. Er zijn verschillende soorten angststoornissen, waaronder de paniekstoornis, agorafobie, fobie, sociale fobie, acute en posttraumatische stress-stoornis en de algemene angststoornis.
Het syndroom van Asperger, ook wel aspergersyndroom is vernoemd naar de Weense kinderarts dr. Hans Asperger en brengt beperkingen in de sociale interactie met zich mee. Ook hebben mensen met Asperger vaak een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. De stoornis veroorzaakt duidelijk beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren.

  • Het syndroom van Asperger is een autistische stoornis. Evenals bij de andere stoornissen binnen het autisme spectrum is sprake van
  • een onhandige motoriek;
  • moeite met het inschatten en begrijpen van sociale situaties;
  • een gebrek aan inlevingsvermogen;
  • moeite met veranderingen en een neiging tot vaste gewoonten;
  • een voorkeur voor activiteiten en interesses met veel herhaling en of systematische elementen;
  • neiging tot obsessief gedrag;
  • makkelijk opgaan in een fantasiewereld.

Anders dan bij ‘klassiek autisme’ autistische stoornis is geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van de taalvaardigheid op jonge leeftijd. Ook hebben mensen met Asperger een normale neiging tot het leggen van contacten, maar schieten ze tekort in de sociale interactie zelf. Mede hiervoor wordt Asperger ook wel een mildere variant van autisme genoemd. Mensen met het syndroom van Asperger worden vaak als wereldvreemd, excentriek en een einzelgänger beschouwd.

Sociale interactie
Mensen met het Syndroom van Asperger hebben moeite met sociale interactie. Om Asperger te herkennen, kunt u op de volgende zaken letten:

1. Een duidelijke stoornis in het gebruik van nonverbale communicatie in sociale interactie. Oftewel: ze hebben grote moeite met het bepalen van de juiste mate van oogcontact, de juiste gelaatsuitdrukking, lichaamshouding en gebaren.
2. Er niet in slagen om tot (bij het ontwikkelingsniveau) passende relaties met leeftijdsgenoten te komen.
3. Er niet in slagen om spontaan dingen met anderen te delen (plezier, bezigheden, prestaties).
4. Er is geen sociale of emotionele wederkerigheid; op dit vlak is sprake van ‘eenrichtingsverkeer’.

 

B

C

D

Een depressieve stoornis (depressie) is een verstoring van de stemming, waardoor de persoon overmatig somber, neerslachtig, lusteloos of vlak is.

Bij elk persoon kan de stemming zelfs binnen één dag wisselen. Dat is normaal. Bij een depressieve stoornis is de stemming gedurende langere tijd (ten minste enkele weken) anders dan je zou mogen verwachten. Daarbij zijn de ‘dalen’ dieper en de toppen ‘hoger’. Er is sprake van een depressie wanneer het dagelijks leven van iemand enkele weken voortdurend wordt ontwricht door wisselingen in de stemming.

Symptomen

• Geen plezier meer hebben, niet kunnen genieten van leuke of positieve dingen;
• Voortdurende vermoeidheid, laag energiepijl, gevoelsmatig kost alles moeite;
• Vertraagd denken, bewegen en reageren, of juist rusteloos zijn en je ‘opgejaagd’ voelen;
• Slaapproblemen, van niet kunnen inslapen en te vroeg wakker worden tot een overmatige slaapbehoefte en de hele dag in bed willen blijven;
• Eetproblemen, van geen eetlust meer hebben tot overmatig willen eten;
• Prikkelbaar, snel geïrriteerd;
• Concentratieproblemen;
• Moeite met het nemen van beslissingen;
• Negatief beeld van zichzelf, anderen en de toekomst;
• Doodsgedachten en/of -wensen.

Alle zorgaanbieders zijn verplicht om een dienstverleningsovereenkomst met hun cliënten af te sluiten. In deze overeenkomst worden de algemene voorwaarden genoemd waaronder Queeste zorg verleent. Deze procedure is formeel. Alle informatie die hier in staat, wordt ook met de cliënt besproken.

E

F

G

Een gedragsstoornis uit zich in een herhalend en aanhoudend patroon waarbij belangrijke sociale normen worden overtreden, en/of de grondrechten van anderen worden geschonden. Een gedragsstoornis kan worden vastgesteld, wanneer in de laatste twaalf maanden tenminste van drie van de onderstaande zaken het geval is geweest.

– Agressie gericht op mensen en dieren (pesten, intimideren, vechtpartijen beginnen, mishandelen, stelen in direct contact, gedwongen seksueel contact, vernieling van eigendom);
– Leugenachtigheid of diefstal (inbreken, liegen voor eigen gewin of het ontwijken van verplichtingen, diefstal zonder direct contact);
– Ernstige schending van regels (wegblijven van huis, meermalen weglopen, spijbelen – dit alles al voor het 13e jaar).

+-GGZ
De afkorting GGZ staat voor Geestelijke gezondheidszorg. Dit is zorg voor alle mensen die problemen hebben met hun geestelijke gezondheid. De GGZ heeft een aantal doelstellingen. De belangrijkste daarvan is preventief: het proberen te voorkomen van geestelijke problematiek. Wanneer iemand (toch) psychische problemen ervaart, wordt onderzoek gedaan en een behandeling gekozen om te proberen de cliënt te genezen. Wanneer de cliënt niet te genezen is, wordt vanuit de GGZ hulp geboden om de cliënt een zo normaal mogelijk leven te laten leiden.

H

Kinderen met een hechtingsstoornis hechten zich niet aan de mensen in hun naaste omgeving, waaronder hun ouders. Ze zijn hier simpelweg niet toe in staat. Het zogenaamde basisvertrouwen in andere mensen ontbreekt. Het gevolg is onder meer dat ze tot in de volwassenheid alleen oppervlakkige relaties aan kunnen gaan. Vaak voelen ze zich afgewezen en ongewenst. In veel gevallen stoten ze de ouders (en vooral de moeder) af.

We onderscheiden twee typen kinderen met een hechtingsstoornis: het passieve kind dat alles lijkt te accepteren maar extreem initiatiefloos is, en het agressieve kind, dat erg actief is.

Kinderen met een hechtingsstoornis voelen zich anders dan de rest van het gezin. Vaak denken ze dat ze tekortschieten. Ze zijn vaak eenzaam en isoleren zich van de buitenwereld. Ook komt het voor dat kinderen met een hechtingsstoornis ogenschijnlijk zonder geweten handelen, niet van hun fouten leren en een sterke vernietigingsdrang hebben. Deze kan gericht zijn op henzelf (automutilatie) en op anderen (vaak de moeder).

Veelvoorkomend gedrag bij mensen met een hechtingstoornis:
– de nijging oppervlakken, makkelijk inwisselbaar contact aan te gaan;
– provocerend seksueel gedrag,
– weglopen,
– fysiek geweld,
– wreedheid tegen dieren,
– dwangmatig eten, stelen en vernielen,
– manipuleren / ouders tegen elkaar uitspelen.

I

U heeft een indicatie nodig om geestelijke gezondheidszorg te ontvangen. Deze indicatie geeft u dus toegang tot zorg. In de indicatie is ook opgenomen hoeveel zorg u kunt krijgen en in welke vorm. Sinds 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het stellen van indicatie. Voor een zorgindicatie moet u zich eerst bij uw huisarts melden.
Wanneer Queeste uw aanmelding heeft ontvangen, nodigen we u zo snel mogelijk uit voor een eerste gesprek, oftewel: het intakegesprek. Tijdens dit gesprek maken we kennis en brengen we de problematiek in kaart. Voorafgaand aan het gesprek ontvangt u van ons enkele vragenlijsten. Wanneer u deze volledig invult, kunnen we ons tijdens het intakegesprek volledig richten op de problematiek en u als mens. De resultaten van het intakegesprek worden vervolgens besproken in ons Multidisciplinair Overleg. Hier komt een advies uit voort. Aan de hand hiervan stellen wij samen met u een behandelplan op.

J

K

L

M

McDD staat voor ‘Multiple Complex Developmental Disorder’. Oftewel: een
meervoudige, complexe ontwikkelingsstoornis bij kinderen.

McDD is een autismespectrumstoornis. De stoornis is verwant aan autisme. Hoewel McDD nog niet officieel is opgenomen in het algemeen gebruikte psychiatrisch handboek (DSM), wordt de diagnose wel gesteld en gebruikt door kinder- en jeugdpsychiaters.

Bij McDD staan niet, zoals bij de andere autismespectrumstoornissen, contactproblemen voorop, maar het reguleren van emoties en gedachten. Bij kinderen met McDD leidt een geringe hoeveelheid angst al tot paniek, en boosheid tot razernij. Daarnaast gaat hun fantasie met hen aan de haal. Voor kinderen met McDD is het moeilijk fantasie en werkelijkheid uit elkaar te halen. In sommige gevallen vertellen kinderen met McDD over stemmetjes in hun hoofd, die hen vertellen wat ze moeten doen.

Sociale relaties
Kinderen met McDD zijn wel op zoek naar contact, maar kunnen er vaak maar moeilijk mee omgaan. Ze missen het vermogen sociale verhoudingen goed te doorzien. Met name in (voor hen) lastig te overziene situaties ontsteken kinderen met McDD in woede of angst.

Multidisciplinair Overleg (MDO)
In het MDO van Queeste hebben alle GGZ-specialisten van Queeste zitting. Zij bespreken onder meer alle onderzoeksresultaten van cliënten die bij onze afdeling GGZ zijn aangemeld. Zij brengen gezamenlijk een advies uit over de cliënten van de afdeling GGZ van Queeste.

In het MDO van Queeste hebben alle GGZ-specialisten van Queeste zitting. Zij bespreken onder meer alle onderzoeksresultaten van cliënten die bij onze afdeling GGZ zijn aangemeld. Zij brengen gezamenlijk een advies uit over de cliënten van de afdeling GGZ van Queeste.

N

O

Een orthopedagoog is een medisch specialist die als taak heeft om een behandeling te bieden aan mensen met een ontwikkelingsproblematiek. De orthopedagoog doet dit onder meer door behandel- en begeleidingsplannen te maken voor mensen met leer- en gedragsproblemen. Hiervoor verricht hij of zij psychologisch onderzoek bij de cliënt, om er zodoende achter te komen met welke problemen de cliënt kampt en wat daarvan de oorzaak is.

De orthopedagogen van Queeste proberen ervoor te zorgen dat de hulp optimaal aansluit bij de problematiek én het karakter en de leefomgeving van de cliënt.

Een orthopedagoog heeft een bachelor in pedagogiek afgerond en een master in orthopedagogiek. De orthopedagoog is bevoegd om onderzoeken te doen en mogelijke problematiek of ontwikkelingsafwijking vast te stellen.

P

Psychiatrische stoornissen laten zich niet eenvoudigweg in een ‘hokje’ plaatsen. Iemand kan diverse kenmerken van autisme vertonen, zonder één van de vastgestelde autismespectrumstoornissen te hebben. PDD-NOS (‘Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified’) is, wat oneerbiedig, een ‘restcategorie’. Kinderen die sociale en communicatieve problemen hebben zoals men die ziet bij autisme, maar waarvan de symptomen onvoldoende aanwezig zijn om zo te worden genoemd, krijgen de diagnose PDD-NOS.
De voornaamste richtlijnen voor de diagnose PPD-NOS:
– Een duidelijke achterstand of beperking in de sociale interactie,
– Tekortkomingen in de (non-)verbale communicatievaardigheden,
– Er is sprake van stereotiep gedrag en interesses.

Bij kinderen met PDD-NOS ontwikkelen het sociale begrip en de sociale intuïtie zich erg moeizaam, waardoor ze vaak onzeker en angstig zijn. Hierdoor houden zij zich graag vast aan bekende regels en patronen. In hun interesses kunnen ze zelfs rigide en dwangmatig zijn. De problemen uiten zich bij een kind met PDD-NOS verschillend per leeftijd. De problemen worden groter, en daarmee meer zichtbaar, wanneer het kind in de buitenwereld gaat functioneren.

Persoonlijkheidsproblematiek is een verzamelnaam voor diverse psychische aandoeningen, die zich kenmerken door een star en volhardend patroon van afwijkende gedachten, gevoelens en gedragingen.

Om een persoonlijkheidsstoornis vast te stellen, moet aan de volgende criteria worden voldaan:

– een langdurig patroon van afwijkende innerlijke ervaringen en gedragingen; voorbeelden hiervan zijn een afwijkende manier van waarnemen en interpreteren / duiden van zichzelf, andere mensen en gebeurtenissen. Ook zijn er problemen in het contact met anderen en adequaat emotioneel reageren op gebeurtenissen en andere mensen.
– dit patroon is star en komt tot uiting binnen een breed scala van persoonlijke en sociale situaties;
– het patroon veroorzaakt aanwijsbaar lijden of beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren, of het functioneren op andere belangrijke terreinen;

– het patroon is al lange tijd stabiel en is terug te leiden tot (ten minste) de adolescentie of de vroege volwassenheid;
– het patroon is niet toe te schrijven aan een andere psychische stoornis. Ook is het niet het gevolg van fysiologische effecten van een middel (drugs, geneesmiddelen) of een somatische aandoening (denk aan schedeltrauma).

De persoonlijkheidsstoornissen worden onderverdeeld in drie types:

Het excentrieke type, dat zich kenmerkt door bevreemdend gedrag:
– Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
– Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
– Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

Het dramatische type, dat zich kenmerkt door emotioneel en impulsief gedrag. Deze mensen hebben moeite met het beheersen van hun impulsen en emoties en zijn slecht in het onderhouden van stabiele relaties. Ze streven naar snelle behoeftebevrediging en houden weinig tot geen rekening met de eigen veiligheid en die van anderen:
– Borderline persoonlijkheidsstoornis
– Antisociale persoonlijkheidsstoornis
– Narcistische persoonlijkheidsstoornis
– Theatrale persoonlijkheidsstoornis.

Het angstige type; mensen met deze stoornissen hebben last van dwangmatig handelen en sociale vermijding en zijn weinig zelfstandig:
– Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
– Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
– Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis.

De posttraumatische stressstoornis is een psychische aandoening die valt onder de angststoornissen. De stoornis is een direct gevolg van ernstig stressgevende situaties. Denk hierbij aan levensbedreigende situaties, ernstig lichamelijk letsel of een bedreiging van de fysieke integriteit (geweld, seksueel misbruik). Deze situaties zijn voor de persoon traumatisch.

De symptomen zijn:
– herbeleving (nachtmerries, flashbacks);
– het vermijden van herinneringen, of het emotioneel uitschakelen hiervan;
– (ernstige) prikkelbaarheid en irritatie;
– slaapstoornissen;
– extreme spanning;
– hevige schrikreacties.

Hiernaast kan het voorkomen dat de persoon ook symptomen van andere psychische aandoeningen vertoont, zoals depressie.

Psychologisch medewerkers nemen in opdracht van een GZ-psycholoog (de hoofdbehandelaar) of orthopedagoog testen af bij cliënten. Vaak zijn dit mondelinge tests of vragenlijsten, soms observaties. De psychologisch medewerker koppelt de resultaten terug aan de GZ-psycholoog of de orthopedagoog. De psychologisch medewerker is niet bevoegd om een diagnose te stellen. Een psychologisch medewerker is ten minste HBO-, maar vaak WO opgeleid. Veel orthopedagogen en GZ-psychologen zijn enkele jaren werkzaam als psychologisch medewerker.

Q

R

S

Schizofrenie is een psychiatrische stoornis, die gepaard gaat met psychoses, waarin het contact met de werkelijkheid ernstig is verstoord. We spreken van schizofrenie, wanneer de psychoses lang duren, vaker optreden en de persoon ook in de tijd tussen de psychoses niet goed functioneer.

Schizofrenie houdt dus niet in dat iemand meerdere persoonlijkheden heeft. Dit is een veelgemaakte fout. Deze psychiatrische stoornis heet een Meervoudige Persoonlijkheidsstoornis.

Symptomen van schizofrenie zijn:
– Wanen,
– Hallucinaties,
– Onsamenhangende spraak (bijvoorbeeld frequent de draad kwijtraken),
– Ernstig hyperactief en chaotisch gedrag, of juist catatonisch (‘comatisch’) gedrag,
– Afgevlakte emoties, gedachten- of spraakarmoede en apathie.

Systeemtherapie gaat uit van het principe dat de leefomgeving van de cliënt deel uitmaakt van de oorzaak van de problematiek. De systeemtherapeut geeft behandelingen waarbij het gehele gezin van de cliënt wordt betrokken. Dit kan door belangrijke personen in het leven van de cliënt uit te nodigen voor gesprekken, maar ook hen mede te behandelen. Een belangrijk doel van systeemtherapie is om zicht te krijgen op de interacties van de client met zijn of haar ‘systeem’ en de samenhang met de problematiek. Vervolgens wordt getracht de problematiek aan te pakken door de samenhang van het ‘systeem’ te beïnvloeden.

T

U

V

W

+-WLZ
De Wet Langdurige Zorg behandelt langdurige of blijvende zorgaanvragen. Het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) beoordeelt wie in aanmerking komt voor zorg via de WLZ. Zaken die globaal onder zorg vanuit de WLZ vallen, zijn:
– het verblijf in een instelling (verpleeg- / verzorgingstehuis, of een instelling in de gehandicaptenzorg);
– een specifieke behandeling die gericht is op herstel of verbetering van een aandoening, of het verbeteren van vaardigheden of gedrag (bijvoorbeeld woedeaanvallen).

Sowieso kunt u alleen in aanmerking komen voor zorg vanuit de WLZ als u blijvend zorg nodig heeft. Ook moet er sprake zijn van 24-uurs zorg in de nabijheid, of permanent toezicht.
Voor u een aanvraag doet, moet u eerst overleggen met uw behandelaar. Via www.ciz.nl kunt u meer informatie over de WLZ vinden. Op www.regelhulp.nl kunt u exact zien welke zorg er onder de WLZ valt.

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen. 
De Wmo zorgt ervoor dat iedereen kan participeren in de maatschappij en zo veel mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid om de Wmo uit te voeren.

X

Y

Z

+-ZIN
Met een persoonsgebonden budget (PGB) bepaalt u zelf wie uw zorgverlener wordt. U krijgt een budget en koopt daar zelf zorg van in. Bij Zorg In Natura bepaalt de zorgaanbieder hoe u de zorg krijgt en waar u recht op heeft. De gemeente of het zorgkantoor contracteren de zorgaanbieders en ondersteunende instanties. In sommige gevallen is het mogelijk een combinatie van een PGB en Zorg in Natura te krijgen, bijvoorbeeld wanneer u verschillende soorten zorg nodig heeft en geen PGB vanuit de Wet Langdurige Zorg krijgt. Niet alle zorgverzekeraars bieden deze combinatie.
In het handelingsplan wordt aan de hand van de gestelde doelen vastgelegd wie wat doet, op welk moment en wat de beoogde voortgang is.